Omgang met een kind

omgang
Wie heeft recht op omgang

Een kind heeft recht op omgang met zijn ouders. Of een ouder al of niet met het ouderlijk gezag is belast, maakt daarvoor niet uit.  De moeder en de juridische vader (dat is dus de man die ten tijde van de geboorte van het kind met moeder was gehuwd of een geregistreerd partnerschap met haar had), het kind heeft erkend, wiens vaderschap gerechtelijk is vastgesteld of die het kind heeft geadopteerd) hebben op grond van de wet recht op omgang met het kind.

Daarnaast heeft een kind recht op omgang met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. Daarbij kan gedacht worden aan de biologisch vader van een kind (dus die niet juridisch vader is), de bekende spermadonor, een oma die voor een kind heeft gezorgd e.d.

Er moet steeds sprake zijn van family life: steeds moet aan de hand van zeer concrete omstandigheden aangetoond worden dat tussen het kind en de betreffende persoon family life bestaat (of heeft bestaan). Pas als daarvan sprake is zal de rechter een verzoek om omgang inhoudelijk behandelen.Wanneer het family life nadien is verbroken, bestaat geen recht op omgang. De rechter gaat er echter niet zo snel van uit dat een eenmaal bestaand family life wordt verbroken. Zo is het enkele feit dat de biologisch vader geen contact meer heeft met het kind niet voldoende  om te concluderen dat het (bestaande) ‘family life’ tussen de vader en het kind verbroken zou zijn. Dit kan anders zijn wanneer blijkt van andere, zwaarwegende feiten en omstandigheden die zo een conclusie zouden rechtvaardigen.

Vaststelling van omgang – ontzegging van omgang

Wanneer het ouders niet lukt om in onderling overleg een omgang overeen te komen, kan degene die omgang wenst via een advocaat een verzoek tot omgang indienen bij de bevoegde rechtbank. De rechter kan dan, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vaststellen.

Wanneer de ander meent dat geen omgang dient plaats te hebben kan diegene de rechter vragen het recht op omgang te ontzeggen.De rechter ontzegt het recht op omgang slechts, indien:

  • omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
  • de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
  • het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.

Wat als de omgang niet wordt nagekomen?

Wanneer een overeengekomen omgang of een omgang die in een uitspraak van de rechter niet wordt nagekomen, zijn er een aantal mogelijkheden om die omgang te effectueren:

  • veroordeling tot medewerking aan de uitoefening van een omgangsregeling op straffe van een dwangsom of van gijzeling;
  • inschakeling van de Raad voor de kinderbescherming;
  • wijziging van een bestaande regeling;
  • het treffen van een kinderbeschermingsmaatregel;
  • (tijdelijke) gezagswijziging;
  • schorsing van betaling van (kinder)alimentatie;

Voor zich spreekt dat de rechter niet snel naar uiterste middelen zal grijpen. Mediation kan wellicht een oplossing geven. Vaak liggen er immers hele andere oorzaken ten grondslag aan een slecht of niet lopende omgangsregeling.