Erfenis en schenking bij scheiding

erfenis schenking bij scheiding

 

Wettelijk uitgangspunt is dat de gemeenschap van goederen bij echtscheiding in beginsel bij helfte tussen partijen te worden verdeeld. Een schenking en een erfenis behoren dus in beginsel tot de gemeenschap. Daarop zijn wel uitzonderingen.

Wat als er een schenking is geweest? Lees meer >>

Wat als een erfenis is geweest? Lees meer>>

Schenking en echtscheiding

Wat gebeurt er bij scheiding met een schenking die u heeft ontvangen?

Wettelijk uitgangspunt is dat de gemeenschap van goederen bij echtscheiding in beginsel bij helfte tussen partijen te worden verdeeld. Een schenking behoort dus in beginsel tot de gemeenschap.

Dit is anders wanneer bij de schenking is bepaald dat de schenking buiten de gemeenschap valt (artikel 1:94 lid 2 sub a BW) en dus onder uitsluiting is geschonken. Hierbij is dus van belang dat aangetoond dient te worden welke intentie de schenker bij de schenking heeft gehad.

Hoe kan worden aangetoond dat bij de schenking is bepaald dat de schenking buiten de gemeenschap valt?

Dit kan door alle middelen rechtens worden bewezen. Het meest eenvoudige is als bij schenking van een geldbedrag het bedrag per bank wordt overgemaakt en daarbij wordt vermeld dat het onder uitsluiting wordt geschonken.

Wat bij scheiding?

De meeste rechters gaan er van uit dat degene die de schenking onder uitsluiting heeft verkregen bij echtscheiding een vordering heeft op de gemeenschap van goederen ter hoogte van een bedrag gelijk aan de schenking (nominaal). Dit wordt wel een repriserecht genoemd (artikel 1: 96 lid 3 BW)

Zo oordeelde het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 januari 2013: ‘Nu immers vaststaat dat een uitsluitingsclausule is gemaakt, dat de gelden in de gemeenschap zijn gevloeid en dat de gemeenschap daarbij is gebaat, staat ook vast dat een repriserecht is ontstaan.’ 

Het bijzondere in deze uitspraak was nog dat de schenking was gestort op een gezamenlijke bankrekening van de echtgenoten en dat de schenking dus was vermengd met gelden van de gemeenschap. Dat maakte het volgens het Hof niet anders. Het maakte voor het Hof ook niet uit waarvoor de schenking was gebruikt. Het Hof overweegt (r.o. 4.4):

“Door overboeking van de schenkingen op de rekening met het rekeningnummer [rek.nr.] – een rekening waarvan het saldo tot de gemeenschap behoorde – is het volledige bedrag van deze schenkingen in de gemeenschap gevallen en is de gemeenschap bij deze gelden gebaat. Partijen zijn het daarover ook eens. Niet valt in te zien welke bijdrage de door de rechtbank opgedragen uitlating door de man over de besteding van deze gelden kan leveren aan de vraag of al dan niet een repriserecht is ontstaan. Nu immers vaststaat dat een uitsluitingsclausule is gemaakt, dat de gelden in de gemeenschap zijn gevloeid en dat de gemeenschap daarbij is gebaat, staat ook vast dat een repriserecht is ontstaan.”

Let wel:  De Rechtbank Utrecht oordeelde in 2009  heel anders: ‘in het algemeen spreekt vergoeding niet vanzelf wanneer echtgenoten vanwege een erfenis of schenking extra uitgaven doen, die zij niet gedaan zouden hebben als ze het geld niet hadden gehad.’

Ook het Hof ‘s-Hertogenbosch hanteerde in 2012 een ander criterium: er zou volgens dit gerechtshof alleen een vergoedingsrecht ontstaan als met het geld van de schenking gemeenschapsschulden zouden zijn betaald.

Erfenis en scheiding

De gemeenschap van goederen moet bij echtscheiding op grond van de wet (artikel 1:100 BW) in beginsel bij helfte tussen partijen te worden verdeeld.

Of erfenissen daaronder vallen, wordt naar Nederlands recht bepaald op grond van de hoofdregel van artikel 94 lid 2 van boek 1 B dat onder meer bepaalt:

“De gemeenschap omvat, wat haar baten betreft, alle goederen der echtgenoten, bij aanvang van de gemeenschap aanwezig of nadien, zolang de gemeenschap niet is ontbonden, verkregen, met uitzondering van:

a. goederen ten aanzien waarvan bij uiterste wilsbeschikking van de erflater of bij de gift is bepaald dat zij buiten de gemeenschap vallen;”

Wanneer bij testament dus is bepaald dat de erfenis niet in een gemeenschap valt, dan hoort de erfenis dus niet tot de gemeenschap en behoeft het niet te worden verdeeld.

Wanneer er geen testament is of wanneer niet in een testament is bepaald dat de erfenis niet in een gemeenschap valt, dan valt de erfenis dus in de gemeenschap en moet het bij scheiding worden verdeeld.

Welk recht bepaalt of een -buiten Nederland opengevallen- erfenis al of niet in de gemeenschap van goederen valt?

Wat nu als de erflater buiten Nederland woont en het recht van zijn/haar land niet de eis kent dat bij testament bepaald moet worden dat de nalatenschap niet in de gemeenschap van goederen valt?

Wat dan de toe doen met die nalatenschap? In de Nederlandse rechtspraak bestaat nog geen eenduidig antwoord op de vraag welk recht bepaalt of een erfenis, die in het buitenland openvalt, al of niet in de Nederlandse gemeenschap van goederen valt.

Moet er op basis van het recht dat op het huwelijksgoederenregime van toepassing bepaald worden of de nalatenschap in de gemeenschap van goederen valt of is of wordt dat bepaald door het recht dat op de nalatenschap van toepassing is?

De rechtbank Midden-Nederland heeft op 20 november 2013 heeft over zo soort situatie uitspraak gedaan (zie: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBMNE:2013:5826).

Betekent het ontbreken van een testament met uitsluitingsclausule van een Macedonie overleden erflater dat de middels erfopvolging verkregen goederen in de gemeenschap van goederen vallen?

De rechtbank meent van niet. De rechtbank overweegt:

“De ratio van artikel 1:94 lid 1 BW is dat goederen die middels erfopvolging zijn verkregen en waarbij door de erflater is bepaald dat deze niet in de gemeenschap vallen, privé eigendom van de ervende echtgenoot blijven. In dit geval was er voor de vader van de vrouw, de erflater, geen noodzaak dit testamentair te bepalen omdat het Macedonische wettelijke stelsel al in een dergelijke uitsluiting voorzag. De vader van de vrouw mocht er daarom op vertrouwen dat de goederen die zijn dochter, de vrouw, van hem zou erven, buiten de gemeenschap van goederen zouden vallen waarin zij was gehuwd. Dat dit anders zou zijn, heeft de man niet, of in ieder geval niet voldoende gemotiveerd, gesteld.”

Zoals gezegd: de rechtspraak volgt nog niet één lijn. Extra aandacht is dus vereist!