Huwelijksvoorwaarden opstellen en pas jaren later trouwen

Stel: partners willen met elkaar trouwen. Zij gaan naar de notaris om huwelijksvoorwaarden op te stellen. Maar zij trouwen pas 11 jaar later. Zijn die huwelijksvoorwaarden dan van toepassing op het huwelijksvermogen van deze partners of geldt de wettelijke regeling?

Uitgangspunt: huwelijksvoorwaarden zijn van kracht

Uit de uitspraak van het gerechtshof van Amsterdam van 18 augustus 2020 blijkt dat uitgangspunt is dat die huwelijksvoorwaarden van kracht zijn.

Het Hof start met een uitleg waarom de huwelijksvoorwaarden door het huwelijk 11 jaar later in beginsel van kracht zijn geworden.

Kort gezegd: huwelijkse voorwaarden kunnen voor huwelijk bij notariële akte worden aangegaan. Vóór het huwelijk gemaakte huwelijkse voorwaarden beginnen te werken van het tijdstip der voltrekking van het huwelijk (geen ander tijdstip kan daarvoor worden aangewezen zie artikel 1:117 lid 2 BW). De wet geeft verder geen termijn waarbinnen vóór het huwelijk gemaakte huwelijkse voorwaarden door een huwelijk moeten zijn gevolgd. Ook hoeft voor het maken van huwelijkse voorwaarden niet sprake te zijn van een concreet voorgenomen huwelijk. Een dergelijke eis wordt niet gesteld.

Degene die betoogt dat de huwelijkse voorwaarden hun geldigheid hebben verloren, moet dat stellen en bewijzen, aldus het Hof.

Partijbedoeling

Volgens het Hof is onvoldoende om (onderbouwd) te stellen dat partijen allebei de bedoeling hadden in afwijking van de eerder gemaakte huwelijkse voorwaarden in gemeenschap van goederen te huwen. Die afwijkende partijbedoeling moet dan zijn vastgesteld bij huwelijksvoorwaarden.

Het Hof overweegt: “Die bedoeling kan namelijk niet zonder meer de tussen hen overeengekomen huwelijkse voorwaarden vervangen. Een gemeenschappelijke partijbedoeling, die een stilzwijgend gesloten overeenkomst tussen echtgenoten inhoudt waarbij deze de vermogensrechtelijke betrekkingen die tussen hen als echtgenoten zullen bestaan, regelen in afwijking van hetgeen tussen hen zonder die overeenkomst zou gelden, dient immers ook zelf te worden aangemerkt als huwelijkse voorwaarde in de zin van artikel 1:114 BW die op straffe van nietigheid bij notariële akte moeten worden aangegaan. Deze notariële tussenkomst strekt mede tot bescherming van de partijen bij de op te stellen akte van huwelijkse voorwaarden (vgl. HR 27 juni 2003, nr. R 02/057, NJ 2003, 524); daarom kan van conversie in een enkel tussen partijen geldende regeling geen sprake zijn (HR 2 mei 1986, nr. 12589, NJ 1987, 353) (vergelijk voormelde uitspraak van de Hoge Raad van 18 juni 2004).”

In deze procedure beriep degene, die wenste dat de huwelijksvoorwaarden hun kracht hadden verloren, nog op een aantal andere gronden. Het hof oordeelde dat geen van deze gronden terecht waren voorgedragen. De huwelijksvoorwaarden die 11 jaar voor het sluiten van het huwelijk waren aangegaan, zijn bij het aangaan van het huwelijk van kracht geworden.